Ravenmoeder
"Wauw! Svenja is vijf maanden zwanger", zegt Gregor na het lezen van het WhatsApp-bericht. De melodie van de zin wordt gedragen door ingehouden vreugde en een vleugje herkenning. De woorden vallen als oorvijgen in het gezicht van Anja. Haar wangen gloeien. Sinds wanneer is Gregor ongevoelig als de beruchte olifant in de porseleinkast? Ze stopt even met het snijden van de champignons, slikt de brok in haar keel door en hoort zichzelf zeggen: “Oh, wat mooi!”
Ze zou graag blij willen zijn voor Svenja, voor anderen, maar ze weet niet hoe dat moet. In plaats daarvan trekt ze zich terug in de geheime kamer in haar hoofd, waarbij ze de duisternis aanzet en de gevoelens uitschakelt. Geen vreugde, geen verdriet en vooral geen zelfhaat. De gevoelloosheid is absoluut. Ze noemt de aandoening haar secondenslaap.
Anja legt het mes neer en houdt zich vast aan het aanrecht, terwijl ze haar ogen sluit omdat er vandaag iets mis is. De gevoelloosheid heeft gaten, net als een door motten aangevreten wollen sjaal, waardoor herinneringen rechtstreeks naar het heden tuimelen. Direct in de moderne keuken, waar behalve vrolijk kindergekwetter niets ontbreekt, waar Gregor net een felicitatie voor de aankomende moeder bedenkt, waar Anja vergeefs tegen het wakker worden worstelt.
Opeens ziet Anja het jonge stel hand in hand door het stadsbos slenteren, verliefd tot over hun tieneroren en in hun roze geluk verlangend opgemerkt te worden door alle andere wandelaars.
Daar is de zolder en de geur van droog hout dringt Anja's neus binnen. Ze liggen met z'n tweeën op de afgedankte matras van waaraf ze naar de dansende stofdeeltjes kijken, omdat ze elkaar van verbazing en verlegenheid over wat hen overkomt niet in de ogen durven kijken.
En er duikt nog een beeld op: Anja knielt voor de wc-pot en vraagt zich angstig af hoe lang ze haar ochtendmisselijkheid voor haar moeder kan verbergen.
Anja is er zeker van dat het telefoontje van zonet aan haar knaagt en haar wakker probeert te maken. Onbekende beller. Ze had het gesprek überhaupt niet moeten aannemen.
"Ik ben het. Mama. Hang alsjeblieft niet op, Anja!”
Uiteraard beëindigde Anja het telefoongesprek direct en blokkeerde het nummer. De tijd lag achter haar dat ze zonder weerstand deed wat haar moeder vroeg. De woede is onmiddellijk terug, vergezeld van het vertrouwde gevoel van hulpeloosheid. Anja staarde secondenlang naar haar mobiele telefoon en gooide hem toen weg als zou zij haar hand eraan kunnen verbranden.
Wat wil ze van haar, de vrouw die zichzelf moeder noemt, ook al heeft ze het recht op die naam al jaren geleden verspeeld? Zich opdringen in Anja’s leven, haar voorschrijven wat te doen en dat alles in naam van zorgzaamheid. Nee bedankt! Anja heeft elk contact verbroken met de persoon die bereid was over lijken te gaan. De persoon weet dit en toch waagt ze het Anja lastig te vallen, haar uit haar slaapmodus te rukken en haar in de tijd te katapulteren waarin alles zijn betekenis had verloren.
Anja ziet haar moeder voor zich alsof het gisteren was, ijsberend door de kamer, haar armen over elkaar geslagen. De rimpels bij de mondhoeken zijn dieper dan ooit. “Wil je je toekomst verpesten?” En iets milder: “Je bent zelf nog maar een kind.”
Moeder verpakte haar schrik en haar verwachtingen in milde vragen die bedoeld waren om Anja tot nadenken te dwingen. Uiteindelijk maakte het niet uit wat Anja wilde. De beslissing was al lang genomen. Moeder sleepte haar naar dokter Pauli.
De oude gynaecoloog glimlachte vriendelijk. Nadat hij haar had onderzocht, schudde hij zijn hoofd en zei: 'Nou meid, dat gaat niet zoals jouw mama denkt.' En hij keek moeder afkeurend aan.
Anja slaakte een zucht van verlichting, tranen van vreugde liepen over haar wangen. Haar baby mocht leven. Ze zou de allerbeste moeder ter wereld zijn.
Anja vermant zich en concentreert zich op wat op dit moment belangrijk is. Spaghetti aglio olio e funghi, Gregors favoriete gerecht dat ze ontdekten tijdens hun laatste vakantie in Italië. De champignons sissen in de pan, het water borrelt. Ze doet er flink wat zout bij en laat de spaghetti er voorzichtig in glijden.
Ze was net zestien geworden toen ze beviel van haar kind. Een prachtig wezen waarvoor Anja al een naam had uitgekozen: Felizia, de Gelukkige. Maar ze hebben het van haar afgenomen. Haar kleine meisje werd aan een vreemde vrouw gegeven, die haar in de plaats van Anja mocht wiegen en strelen. Anja was gezwicht voor de wil van haar moeder. Dat was het moment waarop ze leerde in slaap te vallen toen het verlies ondraaglijk leek. Ze heeft de methode tot op de dag van vandaag geperfectioneerd. Anja kijkt nadenkend naar Gregor, die het WhatsApp-bericht afrondt en wegstuurt. Ze voelt hoe een lichte duizeligheid haar handen naar haar uitsteekt. “Dek de tafel, alsjeblieft! Ik heb de Riesling al gekoeld.”
Gregor springt soepel op, neuriet een deuntje dat Anja niet herkent, en verdwijnt in de eetkamer. Gregor is nietsvermoedend, weet niets van dat deel van haar jeugd, heeft geen idee van Anja's innerlijke strijd om openheid en vertrouwen jegens hem, heeft geen idee dat ze de strijd al lang verloren heeft.
Met Gregor begon een nieuw tijdperk. Samen droomden en planden ze de toekomst, waarin voldoende ruimte was voor een groot gezin. Maar het zou alles anders lopen. In plaats van een embryo groeide er een gezwel in haar baarmoeder, zoals de oude gynaecoloog die haar zwangerschap jaren geleden had bevestigd, de kanker noemde. Alleen deze keer glimlachte hij niet. Chirurgische interventie. Chemo. Herstel.
Ze bleven met z’n tweeën. Uit, de droom van de grote familie.
Anja miste het juiste moment om Gregor over haar dochter te vertellen. Ze overtuigt zichzelf ervan dat hij haar toch niet zou begrijpen, of zelfs maar zou veroordelen. Ze beschermt dus nog steeds haar geheim omdat er niets anders te beschermen is.
Anja giet de pasta af, de stoom beslaat haar brillenglazen. Vervolgens mengt ze de champignons en de noedels. Ze roert en draait, proeft en draait nog eens. Bekende processen waar ze zich aan kan vasthouden.
Gregor komt achter haar staan en blaast in haar nek. “Genoeg geroerd! Laten we eten, lieverd!”
Maar Anja heeft geen eetlust. Ze pikt aan haar pasta en schuift de champignons heen en weer op het bord, terwijl Gregor zich het eten laat smaken. Zo nu en dan maakt hij een opmerking, vertelt hij over zijn dag, wie hij heeft ontmoet en gesproken en wat er nieuw is op school.
De woorden gaan aan Anja voorbij want ze ziet steeds haar dochter voor zich, die binnenkort haar achttiende verjaardag viert. En voordat ze weet wat haar overkomt, zit ze met haar Felizia aan de eettafel. Giechelend proberen ze de kaarsjes op de taart uit te blazen, maar dat lukt niet meteen. Zoals ze op elkaar lijken, het zouden zussen kunnen zijn.
Anja glimlacht en er komt een kalmte over haar, waar ze al heel lang naar verlangt. Ze begrijpt niet waarom ze niet eerder op zoek is gegaan naar haar dochter. Waar wachtte ze op? Haar plan ontvouwt zich langzamerhand. Het zal zeker niet mogelijk zijn om dit zonder hindernissen uit te voeren. Eerst zal ze Gregor in vertrouwen nemen, hij zal natuurlijk gekwetst zijn, maar zal haar steunen. Hij is goed op de hoogte van regelgeving, wetten en bureaucratische obstakels. Op Gregor kan ze rekenen.
Anja pakt haar wijnglas. “Laten we proosten!”
De glazen klinken. In Anja's oren is het een vrolijk gezoem.
“Is er iets te vieren?” vraagt Gregor.
“Ja”, zegt Anja serieus. "Ik ben wakker."
Rabenmutter
»Wow! Svenja ist im fünften Monat schwanger«, sagt Gregor, als er die WhatsApp-Nachricht gelesen hat. Die Satzmelodie wird getragen von verhaltener Freude und einer Spur Anerkennung. Wie Ohrfeigen klatschen die Worte Anja ins Gesicht. Die Wangen brennen. Seit wann ist Gregor unsensibel wie der berüchtigte Elefant im Porzellanladen? Kurz hält sie mit dem Schneiden der Champignons inne, schluckt den Kloß im Hals hinunter und hört sich sagen: »Ach, wie schön!«
Sie will sich ja freuen, für Svenja, für andere, aber sie weiß nicht, wie das gehen soll. Stattdessen zieht sie sich zurück, in die geheime Kammer in ihrem Kopf, knipst die Dunkelheit an und die Gefühle aus. Keine Freude, keine Trauer und vor allem kein Selbsthass. Die Taubheit ist absolut. Sie nennt den Zustand ihren Sekundenschlaf. Anja legt das Messer aus der Hand, hält sich am Tresen fest, während sie die Augen schließ, denn heute stimmt etwas nicht. Die Taubheit hat Löcher, wie ein von Motten zerfressener Wollschal, durch die die Erinnerungen purzeln, direkt in die Gegenwart. Direkt in die moderne Küche, in der nichts fehlt außer fröhliches Kindergeplapper, in der Gregor gerade einen Glückwunsch an die werdende Mutter formuliert, in der Anja vergeblich gegen das Aufwachen ankämpft.
Mit einem Mal sieht Anja das junge Pärchen Hand in Hand durch den Stadtwald schlendern, verliebt bis über die Teenagerohren und darauf bedacht, von allen anderen Spaziergängern in ihrem rosaroten Glück wahrgenommen zu werden.
Da ist der Dachboden und der Geruch von trockenem Holz steigt Anja in die Nase. Die beiden liegen auf der ausrangierten Matratze, von der aus sie die tanzenden Staubpartikel beobachten, weil sie sich vor Verwunderung und Verlegenheit über das, was mit ihnen geschieht, nicht in die Augen schauen können. Und noch ein Bild tut sich auf: Anja kniet vor der Toilettenschüssel und fragt sich ängstlich, wie lange sie die Morgenübelkeit noch vor der Mutter verbergen kann.
Anja ist sich sicher, dass der Anruf von vorhin an ihr nagt und sie wachrütteln will. Unbekannter Anrufer. Sie hätte das Gespräch gar nicht erst annehmen dürfen.
»Ich bin’s. Mutti. Bitte leg nicht auf, Anja!«
Natürlich hat Anja das Telefonat augenblicklich beendet und die Nummer blockiert. Die Zeiten lagen hinter ihr, in denen sie widerstandslos das tat, was Mutti verlangte. Augenblicklich ist die Wut wieder da, begleitet von der vertrauten Ohnmacht. Sekundenlang hat Anja ihr Handy angestarrt und dann von sich geschmissen, als könnte es ihre Hand verbrennen.
Was will sie von ihr, die Frau, die sich Mutti nennt, obwohl sie das Recht auf die Bezeichnung schon vor Jahren verwirkt hat? Sich in Anjas Leben drängen, ihr Vorschriften machen und alles im Namen der Fürsorge mit ich-meins-ja-nur-gut-Argumenten. Nein danke! Anja hat sich jeglichen Kontakt mit der Person verbeten, die bereit war, über Leichen zu gehen. Die Person weiß das und doch maßt sie sich an, Anja zu belästigen, sie aus ihrem Schlafmodus zu reißen und in die Zeit zu katapultieren, in der alles seinen Sinn verloren hatte.
Anja sieht die Mutter vor sich, als wäre es gestern gewesen, wie sie im Zimmer auf- und abtigert, die Arme vor der Brust verschränkt. Die Falten neben den Mundwinkeln tiefer denn je. »Willst du dir die Zukunft verbauen?« Und etwas milder: »Bist ja selber noch ein Kind.«
Mutter hat ihr Erschrecken und ihre Erwartungen in milde Fragen verpackt, die Anja zum Nachdenken zwingen sollten. Letztendlich kam es aber nicht darauf an, was Anja wollte. Die Entscheidung war längst gefallen. Mutter schleppte sie zu Doktor Pauli.
Der alte Gynäkologe lächelte freundlich. Nachdem er sie untersucht hatte, wiegte er sein Haupt und meinte: »Tja, Mädchen, das wird wohl nix, so wie es sich die Frau Mama vorstellt.« Und er warf Mutter einen missbilligenden Blick zu.
Anja atmete auf, Freudentränen rannen über die Wangen. Ihr Baby durfte leben. Sie würde die allerbeste Mutter der Welt werden.
Anja gibt sich einen Ruck, konzentriert sich auf das Wesentliche in diesem Augenblick. Spaghetti aglio olio e funghi, Gregors Lieblingsgericht, das sie im letzten Italienurlaub entdeckt haben. Die Champignons brutzeln in der Pfanne, das Wasser sprudelt. Sie gibt reichlich Salz dazu und lässt dann die Spaghetti vorsichtig hineingleiten.
Gerade sechzehn war sie geworden, als sie ihr Kind zur Welt brachte. Ein bildschönes Wesen, für das Anja schon einen Namen ausgesucht hatte: Felizia, die Glückliche.
Doch sie haben es ihr weggenommen. Ihr kleines Mädchen wurde an eine fremde Frau gegeben, die es an Anjas Stelle wiegen und streicheln durfte. Anja hatte sich dem Willen ihrer Mutter gebeugt. Das war die Zeit, als sie lernte einzuschlafen, wenn ihr der Verlust unerträglich erschien. Bis heute hat sie die Methode perfektioniert.
Nachdenklich schaut Anja Gregor an, der die WhatsApp-Nachricht abrundet und wegschickt und sie spürt, wie ein leichter Schwindel die Hände nach ihr ausstreckt.
»Deck doch schon mal den Tisch, bitte! Den Riesling hab ich schon kalt gestellt.«
Gregor springt leichtfüßig auf, summt eine Melodie, die Anja nicht kennt, und verschwindet im Esszimmer. Gregor ist ein Ahnungsloser, weiß nichts von dem Teil ihrer Jugend, ahnt nichts von Anjas innerem Ringen um Offenheit und Vertrauen ihm gegenüber, ahnt nicht, dass sie den Kampf längst verloren hat.
Mit Gregor begann eine neue Zeitrechnung. Gemeinsam träumten sie und verplanten die Zukunft, die viel Raum für eine große Familie ließ. Doch es sollte anders kommen. Anstelle eines Embryos wuchs eine Raumforderung in ihrer Gebärmutter, wie der alte Gynäkologe die Wucherung nannte, der vor Jahren ihre Schwangerschaft bestätigt hatte. Nur dass er diesmal nicht lächelte. Operativer Eingriff. Chemo. Genesung.
Sie blieben zu zweit. Aus der Traum von der großen Familie.
Anja hat den geeigneten Moment verpasst, Gregor von ihrer Tochter zu erzählen. Sie redet sich ein, dass er sie ohnehin nicht verstehen oder sie gar verurteilen würde. Also behütet sie ihr Geheimnis noch immer, weil es sonst nichts zu behüten gibt.
Anja gießt die Pasta ab, der Wasserdampf beschlägt die Brillengläser. Dann mengt sie die Pilze und die Nudeln. Sie rührt und wendet, schmeckt ab und wendet wieder. Vertraute Abläufe, an denen sie sich festhalten kann.
Gregor tritt hinter sie und pustet ihr in den Nacken. »Genug gerührt! Lass uns essen, Schatz!«
Doch Anja hat keinen Appetit. Sie stochert in ihren Nudeln herum, schiebt die Champignons auf dem Teller hin und her, während Gregor mit gesundem Hunger ist. Ab und zu macht er eine Bemerkung, erzählt er von seinem Tag, wen er getroffen und gesprochen hat und was es Neues an der Schule gibt.
Die Worte ziehen an Anja vorbei, denn immer wieder sieht sie ihre Tochter vor sich, die bald ihren achtzehnten Geburtstag feiern wird. Und ehe sie weiß, wie ihr geschieht, sitzt sie mit ihrer Felizia an der gedeckten Kaffeetafel. Sie versuchen, die Kerzen auf der Torte auszupusten, es gelingt nicht gleich und sie kichern. Wie ähnlich sie sich sind, sie könnten Schwestern sein.
Anja lächelt und eine Ruhe breitet sich in ihr aus, nach der sie sich lange gesehnt hat. Sie begreift nicht, warum sie sich nicht längst auf die Suche nach ihrer Tochter gemacht hat. Worauf wollte sie warten? Ihr Plan nimmt Kontur und Farbe an. Er wird sicher nicht ohne Blessuren umzusetzen sein. Erst wird sie sich Gregor anvertrauen, der wird natürlich verletzt sein, aber er wird sie unterstützen.
Er kennt sich mit Bestimmungen und Gesetzen und bürokratischen Hürden bestens aus. Auf Gregor kann sie sich verlassen.
Anja nimmt ihr Weinglas. »Lass uns anstoßen!«
Die Gläser klingen. In Anjas Ohren ist es ein fröhliches Summen.
»Gibt es was zu feiern?«, fragt Gregor.
»Ja«, sagt Anja ernst. »Ich bin wach.«